Er was eens een meisje met een konijnenmasker op haar gezicht. Ze woonde bij haar stiefmoeder en twee stief zussen. Ze was de jongste en meest verafschuwde van de drie. Haar vader was enkele jaren geleden gestorven, waardoor haar stiefmoeder helemaal alleen voor haar en haar zussen moest zorgen. Ze verachtten haar daarom. Haar stief zussen waren de mooiste vrouwen van hun koninkrijk. Elke ochtend maakten ze zich urenlang klaar om te gaan wandelen en rijke vrijgezellen aan te trekken. Het meisje met het konijnenmasker ging nooit naar buiten en maakte de hele dag het huis schoon. Haar stiefmoeder vond dat het beste. "Je zult nooit een man aantrekken met dat ding op je gezicht!", zei ze altijd. Het masker was van hout en zat stevig vast aan haar gezicht. Ze wist niet meer wanneer het op haar gezicht was bevestigd, of hoe, of waarom. Eén ding wist ze wel: door het masker had ze de gave om te genezen. Haar tranen konden elke wonde genezen, behalve die op haar eigen lichaam. Toen haar stiefmoeder en zussen erachter kwamen, besloten ze het te gebruiken om rijk te worden. Elke avond sloegen ze het meisje met een stok tot ze huilde. Ze vingen de tranen op, stopten ze in flesjes en verkochten ze aan de hoogste bieder. Het was een groot succes en het meisje kreeg geen cent. Ze voelde zich ellendig, maar wat kon ze anders doen? Ze waren haar familie, en niets kon dat veranderen. Op een dag was het meisje haar bloemen aan het verzorgen in de tuin, bovendien de enige plek waar haar familie haar niet stoorde, toen er uit het niets een heks verscheen. Ze had lang golvend donker haar en een witte jurk die tot haar enkels kwam. Ze liep met blote voeten over het gras en bij elke stap die ze zette groeiden er bloemen onder haar voeten vandaan. Ze zei tegen het meisje: "Meisje met het konijnenmasker, jouw voorouders hebben gestolen wat van mij is, dus nu zul JIJ boeten voor hun fouten!" Ze zwaaide met haar handen in een reeks vreemde bewegingen en plotseling was de villa waar het meisje woonde verdwenen, in plaats daarvan stond er een huisje, omringd door bomen. "Waar heb je me gebracht, jij gemene heks!", riep het meisje uit. "Mijn familie zal me komen zoeken en je zal hier spijt van krijgen!" "Ze sluiten je elke dag op in het huis en slaan je dan met een stok ... Ik denk niet dat ze je erg aardig vinden", zei de heks. "Even stil zijn nu, ik was nog niet klaar met mijn speech. Waar was ik... Ah ja, JIJ ZULT LIJDEN VOOR HUN FOUTEN! Zoek deze drie dingen voor mij en dan... en dan... Oké, waarom ben je aan het huilen?" Het meisje barste toen uit in tranen. Wat bedoelde ze? Haar familie was soms gemeen tegen haar, maar... Ze hielden toch nog wel van haar? "Agh, ik was weer een beetje te grof zeker… Ik krijg hier niet veel bezoek, vergeef me", het meisje zag dat de heks zich oprecht verontschuldigde, dus liet ze de opmerking voor nu even gaan. "Ja... ik begrijp het. Dus, wat was dat over de drie... de drie dingen?" "Dat vertel ik je wel binnen, kom maar". Het huisje van de heks was knus. Er was een open haard die de boel verwarmde, de keuken was geschilderd in felle kleuren, de tafel vol ingrediënten voor toverdranken. De heks zette haar neer en legde het meisje uit wat ze moest doen om haar terug te betalen. Ze moest drie dingen verkrijgen: een zeldzame bloem, die alleen in een weiland, verborgen van de wereld groeit. Verf, van de beste schilder ter wereld. En tot slot de geliefde van de heks, die ze lang geleden is kwijtgeraakt. "Als ik dit gedaan heb, mag ik dan terug naar huis?", vroeg het meisje. "Als je dat wilt, dan mag dat", zei de heks. "Hoe heet je trouwens? Je naam kan toch niet 'meisje met het konijnenmasker' zijn?" "Ik moet bekennen, ik weet het niet! Zo noemt iedereen me, dus ik ben mijn eigen naam vergeten..." "Nou, mijn naam is Solina, hoe kan ik jou noemen?" Ze dacht even na. "Miriam. Ik heb ooit een boek gelezen over een Miriam en die naam is me bijgebleven." "Laten we dan vertrekken Miriam.", zei Solina met een lach. Solina had medelijden met Miriam en besloot met haar mee te gaan. Ze zag dat ze geen slechte bedoelingen had en gewoon zo snel mogelijk terug wilde naar haar familie. Het weiland was een eindje verderop van Solinas huis te vinden, dus die klus was rap geklaard. Miriam plukte de bloem en ze waren gauw weer op weg. "Heb je er echt maar eentje nodig?", vroeg Miriam. "Magie is fantastisch! Ik kan plantengroei versnellen, dus ik zal er rap 20 hebben als ik dat wil." Het meisje dacht na over haar eigen magie. Ze zag het masker meer als een vreselijke vloek, de reden van al haar lijden. Het was een vreemd zicht om Solina zo enthousiast te zien over magie. Vervolgens moesten ze de beste schilder ter wereld vinden. Hoewel dit erg subjectief leek en Miriam geen idee had waar ze moest zoeken, wist Solina meteen waar ze heen moest. Ze liepen door het bos tot ze bij een klein huisje kwamen, net als dat van Solina, met een bordje aan de muur. Er stond op: 'Alberts kunstenaarshoek'. Ze gingen naar binnen, en de bel boven de deur rinkelde. De oude man bij de kassa glimlachte naar Solina, haar blijkbaar direct herkend te hebben. "Solina! Ik heb je al zo lang niet meer gezien! Wat kan ik voor je doen?" "Dag Albert, je bent geen dag verouderd sinds de laatste keer dat ik je zag. Ik neem wel een tube gele verf mee", zei Solina met een glimlach. "Het is altijd gezellig met jou. Ik heb hier een paar gele liggen, welke wil je?", antwoorde Albert. Solina koos uiteindelijk een felle gele kleur, en ze verlieten het winkeltje. De verf was geregeld, dus er stond nog één ding op de lijst. "Hoe moeten we je geliefde vinden? Weet je wel waar ze woont?", vroeg Miriam. "Hm? Oh, niet ver van mijn huis, we zijn er zo." "Ik dacht dat dit een straf moest zijn? Dit is echt wel héél makkelijk, ik dacht dat een straf ellendig en verschrikkelijk moest zijn. Ik ben eigenlijk... aan het genieten." "Goed om te horen! Hou je vragen maar voor straks, we zijn er." Voor hen stond geen huis, maar een poort. Achter de poort waren er een tiental grafstenen te zien. In de zee van grijs en donker groen was er ook een vleugje kleur te zien. Solina stapte op het gele graf af. "Miriam, dit is Raya. Raya, Miriam", zei Solina. "Aangenaam, Raya" Met een trieste glimlach legde Solina de bloem op het graf. Ze zwaaide met haar hand en maakte er een boeket van. Ze haalde een borstel uit haar zak, en begon stukken van het graf waar de verf niet meer zo fel was te schilderen met de verf die ze had gekocht. Ze zaten er even, toen de stilte doorbroken werd door Solinas stem. "Je beng waarschijnlijk een beetje verward, he? Nou, ik wilde dit gewoon niet alleen doen, hierna ging ik je eigenlijk vermoorden en mijn masker terugnemen. Maar, ik mag je eigenlijk wel, meisje met het konijnenmasker, dus ik denk dat ik je in leven laat.", ze zei het laatste deel met een grijns op haar gezicht. "Ik denk dat ik jou ook wel mag, heks van het donkere bos", zei Miriam, een glimlach op haar gezicht. "Je straf is voorbij, Miriam. Je mag terug keren naar huis" Miriam dacht na. Heeft ze zich ooit al zo gelukkig gevoeld als nu? Niet sinds dat haar vader stierf... Ze maakte een keuze. "Moet ik terug naar huis...?" "Ik heb wel een vrij bed als je wilt..." Ze waren terug aan het stappen richting de poort, toen Miriam een stap verkeerd zette en op de grond viel. Haar knie begon te bloeden. "Gaat het wel?", vroeg Solina. "Ja, het is oke... het doet gewoon een beetje pijn." Een traan ontsnapte Miriams oog en viel recht op de wonde. Het begon direct te genezen. Miriam was verbaasd, maar beschouwde de ontwikkeling als iets positiefs. "Ik zou graag je huisgenoot willen zijn" Ze waren nu familie, en niets kon dat veranderen.